Natuurlijk kwam ik op de warmste dag van het jaar erachter dat mijn id-bewijs en ov-kaart weg waren. Net toen ik de kaasboer uitliep. Het flapje in de portemonnee voelde zo slap. Met een plastic raampje waarachter je de kaarten zien kon. Die moest steeds van de drukknop als de pinkaart nodig was. Om de een of andere reden wist ik zeker dat het niet bij de kaasboer was gebeurd.
Zo’n id-kaart kost behoorlijk wat, maar die ov-kaart is een oud type kortingskaart die door de NS alleen nog wordt ondersteund. Voordeliger dan de opties die ze nu hebben.
Wanneer was de laatste keer dat ik de kortingskaart had gebruikt? Donderdag, twee dagen geleden. Waar was ik geweest sinds de laatste keer trein? Twee kroegen (op één avond) en twee supermarkten. Het is een beetje vakantie in huize Ozymantra.
Het internet vertelde dat ik naar de politie moest om de verdwijning van de id-kaart op te geven. Ik belde de kroegen. De ene was alweer open, de andere pas om drie uur. Helaas hadden ze niets.
Ik had verdorie allerlei plannen voor de dag, maar nu was ik te onrustig. Iets dat aan paniek grensde. Die kortingskaart. Die id-kaart. Zou iemand daar iets mee uithalen? Ik zocht het hele huis af. Gelukkig houd ik het best aardig opgeruimd. Op het station was natuurlijk niets te vinden. In de supermarkt het verst van mij haalde een vriendelijke meid een doosje met kortings- en andere kaarten tevoorschijn.
Verbazingwekkend wat mensen laten slingeren, maar vreemder dat blijkbaar niemand die dingen ophaalde. Ik zat er niet tussen, maar het gaf hoop voor de andere supermarkt.
Terwijl de zon ongenadig op mijn lange zwarte broek brandde, belde ik weer die ene kroeg. Het was tenslotte al drie uur. Nog steeds niemand.
Op weg zou ik langs het politiebureau komen. Het was kwart over drie. Had ik acht al zes keer gebeld? Het werd alsmaar warmer en ik liep daas door een drukke, uitzinnige straat. De katers van de afgelopen dagen begonnen te tellen.
De meid bij de andere supermarkt had mij snel gevonden. Hoe blij moest ik wel niet zijn? Het barstte gewoon uit mijn gezicht. Op zijn Amerikaans overdreven. Ik had haar willen omhelzen, maar dat had ze vast niet op prijs gesteld.
Terwijl ik de supermarkt uitliep dacht ik aan korte broeken. Ik had nog iets van een uur om in het centrum te komen bij mijn favoriete goedkope kledingwinkel. Gelukkig dat die nog niet door het internet was weggevaagd. Al zou het natuurlijk kunnen dat de naaiateliers waar die kleding zo goedkoop wordt gemaakt eindelijk worden opgerold.
